Schade Watersnoodramp 1953 in kaart gebracht door CBS
Het is dit jaar zeventig jaar geleden dat in Nederland een grote watersnoodramp plaatsvond. De ramp was het gevolg van een zware storm uit noordwestelijke richting in combinatie met vloed en springtij. Het CBS was er snel bij met actuele statistische berichtgeving over de gemeenten in het watersnoodgebied. Acht dagen nadat het water door de dijken was gebroken, publiceerde het CBS al een rapport met referentietabellen over het rampgebied.
Doorbraak van de dijken
Veel dijken in ons land waren al in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw te laag en te zwak. Rijkswaterstaat kende dit probleem en werkte aan plannen om de binnenwateren van de zee af te sluiten. Dit gebeurde bijvoorbeeld door het aanleggen van nieuwe kustwerken, zoals de Afsluitdijk. Maar de kustbescherming had géén prioriteit: het reeds bescheiden budget hiervoor werd zelfs in 1950 beperkt. De naoorlogse economische opbouw had voorrang. Het gevolg was dat door een zware noordwesterstorm in combinatie met springtij op zondagochtend 1 februari 1953 om 4.00 uur overal in Zeeland de dijken braken. De storm stuwde zoveel water naar binnen dat plaatsen als Oude-Tonge en Nieuwe-Tonge op Goeree-Overflakkee, het zwaarst getroffen gebied, binnen een half uur twee tot drie meter onder water stonden. Grote delen van Zeeland, Noord-Brabant en Zuid-Holland, tot aan Rotterdam-Zuid toe, overstroomden.
Kwetsbaar qua voedselvoorziening
Terwijl honderden, duizenden mensen de mouwen opstroopten om door het ijskoude, kolkende water met alles wat kon drijven mensen van zolders en daken te halen en in veiligheid te brengen, waren de rekenaars van het CBS druk met het administratief tellen van mens, dier en boedel in het rampgebied. Keihard gewerkt is er in Den Haag, want al na acht dagen was de tabellenpublicatie ‘Het rampgebied Zuid-West Nederland. Enkele cijfers over bevolking, woningen, landbouw, enz. vóór de overstroming’ klaar. In het 20 pagina’s tellende rapport stonden referentietabellen over de bevolking, het aantal woningen, het aantal land- en tuinbouwbedrijven, de oppervlakte cultuurgrond, de geoogste gewassen, de veestapel, het inkomen (1946) en het vermogen (1947). De tabellen konden dienen ‘als voorlopig uitgangspunt voor de berekening van de materiële gevolgen van de catastrophe.’ Uit de cijfers kon afgeleid worden hoe kwetsbaar ons land was op het terrein van de voedselvoorziening. In het overstroomde gebied, waar 14 procent van alle bouwland lag, werd in 1952 bijvoorbeeld een kwart van alle tarwe, een vijfde van alle consumptieaardappelen, 40 procent van alle suikerbieten en ruim twee derde van alle uien geproduceerd.
Omvang van de schade
Drieduizend exemplaren van het rapport had het CBS laten drukken en die waren snel op. Een Engelstalige editie verscheen op 13 februari 1953. In de loop van het jaar publiceerde het bureau nog drie keer over het rampgebied, over de omvang van de materiële schade, over de economische kracht (bruto productiewaarde) van het gebied en over de verwachte hoeveelheid werk die gemoeid was met het herstellen van die schade. Geschat werd dat hiervoor 138 duizend manjaren werk nodig was. De bouwnijverheid mocht bijna 0,6 miljard gulden aan werk verwachten, bijna een kwart van de jaarproductie van de sector in 1952. Op 1 februari 1954 publiceerde het CBS de definitieve opgave van het aantal slachtoffers (1 835, waaronder 144 naamloze vermisten) en het aantal evacuees (72,2 duizend, stand op 1 maart 1953) in het ‘Statistisch Bulletin’. Het CBS deed ook de financiële administratie van de inzamelingsactie die het Nationaal Rampenfonds organiseerde. Ruim 200 duizend stortingsbewijzen heeft het statistiekbureau in de periode februari-augustus 1953 genummerd, gegroepeerd, gesorteerd, gecodeerd en verponst.
Forse bestedingsimpulsen
Maar de ramp gaf de economie ook onverwacht een oppepper. De hoge uitgaven die de overheid maar ook de bedrijven deden voor de schoonmaak, het herstel en de wederopbouw leidden al in 1953 en de jaren daarna tot forse bestedingsimpulsen. De economische groei in de jaren 1953–1955 was meer dan 7 procent. Die groei is naderhand niet meer geëvenaard. De stijging van de overheidsuitgaven na de ramp haalde Nederland uit een deflatoire spiraal en zette het op een expansief pad.
Totale schade door de ramp
Bij de ramp overleden niet alleen veel mensen in Nederland, maar ook in Engeland, België en Duitsland vielen honderden slachtoffers door de overstroming. Op zee verloren bij schipbreuken velen het leven. Eveneens werd veel schade toegebracht aan de veestapel, woningen, gebouwen en infrastructuur. Zo’n 100 000 mensen verloren in ons land hun huis en bezittingen. Er werden 4 500 huizen en gebouwen verwoest. Meer dan 200 000 hectare grond kwam onder water te staan. Tienduizenden dieren verdronken.