
Pech op de (snel)weg: Wat doe je?
Een rood waarschuwingslampje? Plotselinge rook? Of een lege accu? Pech op de weg is best spannend. Ben daarom goed voorbereid.
Wanneer moet je stoppen?
Om te beginnen, wil je eerst weten of je moet stoppen. Stoppen of doorrijden is een lastige keuze. De waarschuwingslampjes op je dashboard helpen daarbij, waarbij de vuistregel is:
- Rood of knipperend lampje: stoppen
- Oranje lampje: laat je auto zo snel mogelijk checken. Je hoeft niet meteen te stoppen.
Stappenplan bij pech op de weg
Tot de conclusie gekomen dat je moet stoppen? Volg dan onderstaand stappenplan.
1. Parkeer je auto zo veilig mogelijk
Zet je auto op een veilige plek neer. Op de snelweg heb je hier de vluchtstrook voor, maar het kan ook een parkeerplaats of tankstation zijn. Lukt dit niet meer? Plaats je auto dan in de berm.
Let daarbij op het volgende:
- Zet je alarmlicht aan.
- Is er een vangrail, zet je auto hier dan dicht tegenaan.
- Draai je stuur richting de vangrail. Gaat je auto rijden, dan volgt die de lijn van de wielen. Dus botst een andere auto tegen je aan? Dan word je niet het verkeer ingeduwd.
2. Breng jezelf en anderen in veiligheid
Vaak moet je even wachten totdat de pechhulp er is. Let in die tijd goed op je eigen veiligheid en die van andere inzittenden.
- Doe veiligheidsvesten aan (als je deze in de auto hebt liggen).
- Stap allemaal aan de rechterkant uit. Is dit niet mogelijk? Let dan extra goed op bij uitstappen.
- Plaats je gevarendriehoek achter je auto op een zichtbare plek (als je deze in de auto hebt liggen).
- Auto’s komen met flinke snelheid voorbij gescheurd. Wacht daarom achter de vangrail of in de berm.
Pech in een tunnel
Sta je in een tunnel? Dan is het iets ingewikkelder. Als je nog een stukje door kunt rijden, ga je naar de vluchtstrook of vluchthaven (lijkt op een vluchtstrook, maar is een stuk korter) buiten de tunnel. Kan dit niet, let dan hierop:
- Zet je alarmlichten aan.
- Parkeer zo dicht mogelijk tegen de tunnelwand.
- Zet je motor uit en laat je sleutel in het contact zitten. Zo kunnen hulpdiensten je auto verplaatsen als dat nodig is.
- Verlaat voorzichtig je auto, het liefst met een veiligheidsvestje aan (als je deze in de auto hebt liggen).
- Ga samen met eventuele passagiers zo dicht mogelijk tegen de tunnelwand staan. Doe dit zo’n vijftig meter voor je auto. Zo loop je geen gevaar als er verkeer vanuit achteren op je auto botst.
- Loop langs de tunnelwand in de rijrichting van het verkeer naar de dichtstbijzijnde hulppost. Via de telefoon kun je dan de wegverkeersleider bellen, die je verdere uitleg geeft.
3. Bel de pechhulpverlener
Bel je pechhulpverlener, die komt dan zo snel mogelijk naar je toe. Je hebt verschillende opties om je te verzekeren voor pechhulp. Zo kan dit als aanvullende dekking op je autoverzekering, maar ook een losse verzekering is mogelijk.
4. Bel 112 bij direct gevaar
Misschien sta je op een geopende spitsstrook, of is er ander direct gevaar. Bel in dit geval 112. In onveilige situaties die (net) iets minder snel actie vereisen, bel je de landelijke informatielijn van Rijkswaterstaat (0800-8002). Geef dan meteen door waar je precies bent. Deze informatie vind je op het hectometerpaaltje. Check hierbij:
- Het wegnummer (bijvoorbeeld A27).
- De hectometeraanduiding (bijvoorbeeld 57,5).
- Aan welke kant van de weg je staat. Op het paaltje staat de afkorting ‘Re’ voor rechts en ‘Li’ voor links.
Pechhulp en je autoverzekering
Gebruik je pechhulp, bijvoorbeeld omdat je accu het begeeft? Gelukkig wordt je autoverzekering hier niet duurder van. Pechhulp heeft namelijk geen invloed op je schadevrije jaren.
Goed om te weten: er zijn verzekeraars waarbij pechhulp in je eigen woonplaats is uitgesloten. Check altijd even de polisvoorwaarden, zodat je niet opeens voor vervelende verrassingen staat.
Bron: Independer