Voor opa’s en oma’s wordt het juridisch makkelijker om te vragen hun kleinkind te zien als de ouders daar niet aan meewerken. Na een positief advies van de Raad van State heeft minister Franc Weerwind voor Rechtsbescherming een wetsvoorstel over omgang voor grootouders met hun kleinkinderen naar de Tweede Kamer gestuurd.
Als grootouders hun kleinkind willen zien, kunnen ze naar de rechter stappen. De opa’s en oma’s moeten nu nog kunnen bewijzen dat ze in het verleden intensief contact met hun kleinkind hadden. Dat wordt ook wel een ‘nauwe persoonlijke betrekking’ genoemd. Dat zal in de toekomst niet langer nodig zijn. De rechter kan zich hierdoor meteen richten op de vraag of een omgangsregeling in het belang is van het (klein)kind.
Grootouders hebben belangrijke rol
Uit onderzoek blijkt dat grootouders nu soms niet kunnen vragen om een omgangsregeling, terwijl ze een hele belangrijke rol kunnen spelen. Voor veel kinderen zijn opa en oma een baken van rust en zorgen ze voor afleiding als er bijvoorbeeld sprake is van een scheiding.
“Zowel kleinkinderen als grootouders zijn grote verliezers als er buiten hun wil geen contact meer onderling is. Het leidt tot veel verdrietige situaties en kan schadelijk zijn voor de ontwikkeling van een kind. Het is daarom belangrijk hierop de wet aan te passen,”, stelt Weerwind.
Belang van het kind voorop
Bij het vaststellen van een omgangsregeling kijkt de rechter eerst of het in het belang van het kind is. Dat blijft zo. De omgang kan bijvoorbeeld ook bestaan uit bellen met opa of oma of een beperkte omgangsregeling, als dit beter is voor het kind.
De inwerkingtreding van het wetsvoorstel is afhankelijk van behandeling in de Tweede Kamer en de Eerste Kamer. Wanneer opa’s en oma’s daadwerkelijk een beroep kunnen doen op de nieuwe regeling is hiervan afhankelijk en kan daardoor nog enige tijd duren.