De politie heeft vanaf heden een ethisch en juridisch kader tot haar beschikking om voorgenomen gebruik van gezichtsherkenningstechnologie aan te toetsen. Die eis heeft de minister van Justitie en Veiligheid eind 2019 gesteld.
De politie zou bijvoorbeeld in opsporingsonderzoek gezichtsherkenningstechnologie kunnen inzetten. Met die technologie zijn opgenomen beelden van gezichten op basis van biometrische kenmerken snel te vergelijken met bijvoorbeeld een afbeelding van een verdachte.
Verkenning mogelijkheden
De operationele toepassing van dit middel ligt sinds eind 2019 aan banden. Uitzondering daarop is het CATCH-systeem. Dit systeem werkt met een database met gelaatsafbeeldingen van verdachten en veroordeelden. Met het Inzetkader Gezichtsherkenningstechnologie kan een bredere inzet van gezichtsherkenningstechnologie worden verkend. Bijvoorbeeld in de opsporing, hulpverlening of handhaving van de openbare orde.
Verantwoorde inzet
‘Aan de hand van het inzetkader gezichtsherkenning kun je – voorafgaand aan de operationele inzet – kijken of die inzet verantwoord is’, zegt Katinka Knops, adviseur ethiek bij de politie. We kijken bijvoorbeeld naar de duur van de inzet, de ernst van de (mogelijke) feiten en naar of er alternatieve opsporingsmethoden zijn. Of een inzet juridisch, ethisch en technisch toelaatbaar is, hangt af van een totale afweging.
Aanvraag via toetsingscommissie
Elke inzet van gezichtsherkenning moet voortaan eerst langs een toetsingscommissie. Die beoordeelt een aanvraag voor een inzet en legt die vervolgens voor aan een bredere groep medewerkers die zich bezig houden met gezichtsherkenning. Dat levert een oordeel op dat voorgelegd wordt aan de korpschef, die dit kan bekrachtigen. Daarna kunnen de betrokken officier van justitie of burgemeester eventueel besluiten het toch niet in te zetten. Het lijken veel stappen, maar ze zijn noodzakelijk, stelt Knops. ‘We willen als politie laten zien dat we gezichtsherkenning op een zinnige en verantwoorde manier kunnen inzetten; dat we dit bovenal zorgvuldig doen.’
De komende drie jaar wordt getest of de toets werkt en of de inzet van deze technologie effectief is. Dit wordt met behulp van de Politieacademie geëvalueerd. Knops: ‘Gedurende dit leertraject kijken we of het kader in de praktijk werkt. Ook kijken we naar het middel zelf. Levert de inzet van gezichtsherkenning voldoende resultaat op? Biedt het dat wat we ervan verwachten? Dat zijn voor de politie essentiële vragen.’